Voedsel
Het voedsel van pissebedden bestaat voornamelijk uit organisch materiaal, zoals afgestorven plantendelen. Aangezien afgestorven blad relatief arm is aan nutriënten, moet het menu worden aangevuld met eiwitten die zij uit mest, aas, schimmels en bacteriën halen. Soms worden levende plantendelen en zaailingen gegeten maar tot een plaag komt het bijna nooit. Van het voedsel wordt maar 10-70% daadwerkelijk gebruikt. Het restant wordt als keutels uitgescheiden die een belangrijke voedselbron vormen voor jonge pissebedden. In keutels zitten naast gemakkelijk opneembare nutriënten ook veel bacteriën en schimmels die als darmflora zorgen voor de afbraak van moeilijk verteerbaar plantenmateriaal. Door het eten van keutels komt de juiste darmflora in de jongen terecht. In het laboratorium blijken de meeste pissebedsoorten zich kannibalistisch te gedragen, maar in het vrije veld speelt dit waarschijnlijk geen rol van betekenis. Door hun dieet vervullen pissebedden een belangrijke schakel in het afbraakproces van organisch materiaal en het op gang houden van de voedselkringloop in de bodem.

Predatoren en parasieten
In het laboratorium blijken veel dieren aangeboden pissebedden te eten. Er is echter weinig bewijs dat in de vrije natuur predatie een belangrijke mortaliteitsfactor is voor pissebedden. Met behulp van met radioactieve isotopen gelabelde pissebedden is aangetoond dat spitsmuizen, egels, steenuilen, padden, kikkers en hazelwormen wel een pissebedje lusten. Bij de ongewervelden worden pissebedden niet versmaad door loopkevers, kortschildkevers, wolfspinnen, hooiwagens en duizendpoten. De twee in Nederland voorkomende pissebedspinnen, Dysdera crocota en D. erythrina, zijn gespecialiseerd in het vangen van pissebedden. Met hun lange vooruitstekende en als pincetten uiteenwijkende, horizontaal geplaatste kaken kunnen ze in zeven seconden een pissebed doden door het inspuiten van gifstoffen. De pissebed kan zich tegen predatie verweren plaatje door het uitscheiden van een smerig smakend stofje en klevende stoffen. Toch blijkt dit middel niet echt afdoende en lijkt het succes van deze stoffen omgekeerd evenredig met de honger van de rover.

Bij pissebedden komen opvallend weinig parasieten voor. Op vochtige plekken, indien er veel pissebedden bij elkaar zitten, kan een virusinfectie de kop op steken. Besmetting met dit virus, het ‘iridovirus’, is eenvoudig vast te stellen: het kleurt de dieren lichtblauw tot violet (Wijnhoven & Berg 1999). Blauwgekleurde dieren sterven na enige weken. Pathogene schimmels en bacteriën worden nauwelijks gemeld van pissebedden. Nematoden of aaltjes kunnen van enig belang zijn. De larven van pissebedvliegen (Diptera, Rhinophoridae) parasiteren op pissebedden (Wijnhoven & Zeegers 1999, Wijnhoven 2001b). Na copulatie worden vrouwelijke vliegen afkerig van licht en kruipen in spleten op zoek naar pissebedden. Ze leggen eieren op oppervlakken die de geur van pissebedden dragen. Als het ei is uitgekomen klampt de larve zich vast aan een voorbijkomende pissebed. Via een membraan aan de onderzijde van het lichaam komt de parasiet in de gastheer. Eerst wordt de haemolymfe gegeten door de larve, dan de voortplantingsorganen en pas als laatste de vitale organen. De larve verpopt zich in de dode pissebed en kruipt als volwassen vlieg naar buiten. Met name Porcellio scaber wordt soms zwaar geparasiteerd, andere soorten niet of nauwelijks. Desondanks zijn pissebedvliegen waarschijnlijk niet gastheerspecifiek.

Habitat
Een schat aan ecologische informatie over landpissebedden is verzameld door de British Isopod Study Group en gepubliceerd in Harding & Sutton (1985). Deze auteurs schetsen per soort een gedetailleerd ecologisch profiel. Zo wordt de habitat onderverdeeld in macro- en microhabitat, beide met veel onderverdelingen, en wordt de habitat gekwalificeerd in termen van vochtigheid, bodemtype, kalkrijkdom, lichtniveau, strooiseleigenschappen en -bedekking en locatie van het dier. Dit profiel is in veel gevallen eveneens van toepassing op de desbetreffende soort voor de Nederlandse situatie. In de beschrijving van de ecologie van de soorten (linker menu) is deze kennis aangevuld met onze eigen ervaringen of is voor soorten die niet in de publicatie van Harding & Sutton (1985) voorkomen een profiel gemaakt op basis van de gegevens die in de database zijn opgenomen.

Bron: Berg, M.P., M. Soesbergen, D. Tempelman & H. Wijnhoven, 2008
Verspreidingsatlas Nederlandse landpissebedden, duizendpoten en miljoenpoten (Isopoda, Chilopoda, Diplopoda)
EIS Nederland, Leiden

© EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden
Werkgroep Landpissebedden (Isopoda) - Zuideinde 56, 1551 EK Westzaan, Matty Berg - laatste update: 22-5-2015.